top of page
Search

#44 Interview Judith Elseviers


Judith Elseviers

In de expositie ‘Congo Connecting’ wordt een selectie foto’s uit de serie Congo (2010) van Carl De Keyzer opnieuw getoond. Welke impact hebben deze foto’s vandaag de dag? Kijken we nu anders naar ons koloniale verleden en zijn we ons meer bewust van de gevolgen die dat heeft gehad en nu nog heeft?


Parallel aan deze expositie wordt door Astrid Huis het persoonlijke verhaal verteld van Tante José, die in de jaren vijftig vanuit het klooster Glorieux naar Congo vertrok om als missionaris te werken in de gezondheidszorg.


Naast het perspectief van het koloniaal verleden en het perspectief van het missiewerk was Pennings Foundation erg benieuwd naar wat hedendaagse fotografen vinden van Congo. Om ook andere visies op Congo te tonen organiseerde Pennings Foundation een Open Call.


Een van de curatoren van Congo Connecting, Stef Van Bellingen, benaderde Judith Elseviers niet alleen voor de Open Call, maar vroeg haar ook commentaar te leveren op de foto’s van Carl De Keyzer. Het interview wordt hieronder integraal opgenomen, omdat het een verbindende schakel is tussen de serie van Carl De Keyzer en de Open Call.


Judith Elseviers (1965, Brussel) studeerde rechten en behaalde haar Master in cultureel management en human ecology aan de Universiteit van Antwerpen en is nu werkzaam als docent rechten en management aan de Hogeschool Gent (B). Zij woont in Antwerpen en is actief in de culturele wereld, zowel in België als in Congo, waar haar roots liggen. Haar familie woont verspreid over de wereld, in Congo (Kinshasa, Kisangani, Boma, Goma), USA, Canada, België en Frankrijk.


Zij ontwikkelde in België het leertraject ‘Dekoloniseer je gemeente’. In bibliotheken, scholen, maar ook in tradities en de openbare ruimte van steden en gemeenten zijn koloniale denkbeelden en verwijzingen aanwezig die historisch gegroeide, maar discriminerende machtsverhoudingen in stand houden. Deze bevragen is een belangrijke stap richting een inclusieve maatschappij. In dit leertraject reikte ze concrete voorstellen aan om die blinde vlek te doorbreken en aan te pakken vanuit de lokale realiteit.


Carl De Keyzer, Jiba 2007, katholieke missiepost

Interview: commentaar van Judith Elseviers op serie Congo van Carl De Keyzer


S (Stef Van Bellingen): “Wat springt je vooral in het oog bij deze foto’s, Judith?”

J (Judith Elseviers): “Algemeen? Het gebrek aan context.”


S: “Wat bedoel je daar precies mee?”

J: “Er zijn stadszichten en architectuurtypes die ik herken op verschillende foto’s en die vermoedelijk genomen zijn in Lubumbashi – het centrum van de Katangese mijnindustrie en Kisangani dat diamantmijnen in de buurt heeft. Kisangani is naast een grondstoffenleverancier altijd een economische motor geweest. Deze regio levert het voedsel aan een groot deel van het land en levert ook de meeste belastinginkomsten.

Er zijn veel kapotte gebouwen en die zijn het gevolg van de strijd om grondstoffen: diamant, koper, kobalt, uranium en zink. In 2000 was Kisangani zes bittere dagen het strijdtoneel tussen Oegandese en Rwandese legers. De ruïnes in de stad lijken droogweg het gevolg van een intern Afrikaans conflict te zijn, maar in feite is het een ‘proxy war’, dus een conflict dat door andere grootmachten gecontroleerd wordt. Dat is een context die je mee moet krijgen om de foto’s beter te begrijpen.”


S: “Kan je die onzichtbare krachten wel in een foto weergeven?”

J: “Misschien niet, maar als buitenstaander loop je wel de kans om een akelig enge interpretatie te ontwikkelen over wat je ziet. Kijk, je moet weten dat Congo een enorm fotogeniek land is. Iedereen, ook ik wanneer ik foto’s neem, loopt hachelijk snel in de val van dat fotogenieke, van iets wat een sprekend beeld oplevert. Maar ik stel me wel iedere keer de vraag: ‘wat betekent deze foto en hoe zijn die littekens ontstaan?’”


S: “Anders blijft het louter esthetisch voor je?”

J: “Precies! En natuurlijk kan het esthetische een functie van fotografie of kunst zijn, maar in een postkoloniale situatie mag dat niet de enige benadering zijn.


Carl De Keyzer, Bunia 2007, Vismarkt

S: “Welke andere perspectieven stel je dan voor?”

J: “Dat is complex en zelfs wat ambigue omdat ik bij sommige beelden net wel een esthetische tegenhanger zou willen zien. Neem die foto op een marktplein. Je ziet nog de resten van die markt, maar het ontbreekt me daar aan de levendigheid van de ontmoeting op zo’n markt en de economische activiteit. Dat geldt ook voor nog een foto van een marktgebeuren met vrouwen naast koelboxen voor een constructie met ‘Jaws’ erop. De uitwisseling van koopwaar en het bruisende van het gebeuren ontbreken totaal.


S: “Maar mocht Carl De Keyzer foto’s nemen van een markt in België of Nederland zou hij dan ook niet net dergelijke taferelen in beeld brengen?”

J: “Oké, waarschijnlijk wel, maar voor mensen in België of Nederland is die context gekend. Nu heb je veel kans dat het cliché van het verval alleen maar bevestigd wordt. Te overwegend zie ik ‘afgetakelde maanlandschappen’ – begraafplaatsen bijna. Dat wil helemaal niet zeggen dat er geen aftakeling of ruïnes zijn, maar de dynamiek van de samenkomst is enorm constitutief voor Afrika.”


S: “Zie je daar een belangrijk verschil in met de westerse wereld?”

J: “Cruciaal zelfs. De maatschappij is minder op zichzelf gericht en haalt kracht uit het groepsgebeuren. Zoiets fotograferen en tonen is een uitdaging. Zo kan je een foto met een soort van klasbijeenkomst in een dakloos gebouw lezen als een ruïne, dus negatief, maar je kan dat beeld ook lezen als het leven dat steeds verdergaat en ontwikkelt - ondanks de omstandigheden.”


S: “Zouden kijkers deze foto dan niet positief interpreteren?”

J: “Dat is niet uitgesloten, maar ik vrees ervoor. Door de afstand. Dat gevoel heb ik bij de fotograaf zelf. Voor mij blijft hij altijd op afstand, hij is nooit echt nabij. De lens is een eind verwijderd van de mensen zelf. Symbolisch trek ik dat door naar andere kijkers die bovendien alleen te maken hebben met de onrechtstreekse beelden van een fotograaf die, voor mij toch, fysiek vanuit een verwijderde positie observeert. Hij durft precies niet dichterbij te komen.”


Carl De Keyzer, Standbeeld Koning Leopold II, Leopoldville 2007

S: “Wat kunnen we zelf doen om die afstand te overbruggen?”

J: “Kennis opdoen en bewustzijn cultiveren. Wat je meestal ziet is een decor dat achtergelaten is door de kolonisering, een systeem. Je hebt een foto met een fragment van een Leopold-ruiterstandbeeld met op de achtergrond een groepje. Bij ons, in België toch, zijn er ook nog steeds (gelukkig gecontesteerde) beelden van Leopold. Maar hier leven we in de luxe die de kolonisatie met zich mee heeft gebracht, terwijl men ginds, zo goed mogelijk en met enorme veerkracht, leeft in de miserie die dat teweeg heeft gebracht. Zo kom ik terug bij die grondstoffen.”


S: “De meer industriële foto’s in de reeks?”

J: “Fabrieken met inderdaad de voorstelling van machines en arbeid die vaak onder precaire omstandigheden gebeurt, ook hier trouwens. Maar vooral en weerom wil ik wijzen op de grondstoffen die wij eveneens, en vooral misschien, nodig hebben, maar waar de lokale bevolking nog steeds weinig of niet van profiteert. Dat ‘ontbreken’ van onze medeplichtigheid zie je in veel foto’s. Daarom fascineert die foto me met de man die onder een groene parasol zit. Op het eerste zicht een mooie foto, maar bij nadere beschouwing merk je dat de voet om die parasol overeind te houden ontbreekt. Dat is de geest, de onderschatte bezieling, van Afrika die voor mij in meer foto’s zou moet zitten: Ondanks de (materiële) incompleetheid, toch blijven overleven, leven en bij voorkeur met een aanstekelijke dynamiek die anderen erbij betrekt.”


Carl De Keyzer, Sake 2007, Le Lac Vert

S: “Knap geformuleerd! Heb je nog een bedenking, opmerking of tip?”

J: “Lees de ‘Kritiek van de zwarte rede’ van Achille Mbembe. Hij analyseert het ontstaan van het begrip van de ‘zwarte’ gekoppeld aan het systeem waarin het zich ontwikkeld heeft. Op zich verklaart dit al het waarom van het debat rond Zwarte Piet. Maar het schetst ook een systeem van controle van het kapitaalproductieproces met zijn kwalijke gevolgen en dat vertaalt zich ook in het Westen. Niet zozeer rond grondstoffen maar in een politiek rond arbeidskrachten en die staat niet enorm ver van slavenarbeid. Mbembe schrijft dus over taal en inzichten die vaak tekortschieten, die grijs en soms inadequaat zijn, maar hij schetst ook de vluchtlijnen die ons daaruit kunnen bevrijden.”


Zie Blog #43 Open Call voor de bijdrage van Judith Elseviers aan de Open Call.



254 views0 comments
bottom of page